In hoofdstuk 15 van zijn brief aan de Romeinen schrijft en maant Paulus de niet-gelovigen tot een respectvolle omgang met zijn volk.
Al eerder noemde hij de voorrechten van Israël: de wet en de eredienst, de verbonden, en dat uit hen de Messias geboren is. Nu spreekt hij over de beloften aan de vaderen die Christus bevestigd heeft.
Wij weten wat die beloften inhouden: het geschenk van het land, het uitgroeien tot een groot volk talrijk als de sterren aan de hemel, dat God de vrienden van Zijn volk zal zegenen en zijn vijanden zal vloeken, dat Jeruzalem het stralende middelpunt van Gods rijk zal zijn, dat alle zonden verzoend zullen worden, en niet in de laatste plaats, dat de volkeren aan de zijde van Israël de Heere zullen prijzen (vers 10).
In handen van de Zoon
De dienst van Jezus aan de Vader en Zijn lijden en sterven hebben in dat teken gestaan. En de nieuwe gelovigen mogen die beloften van God niet vergeten. Christus heeft ze vervuld en zal ze vervullen. Alles, niet alleen de bevestiging, maar ook de uitvoer ervan heeft de Vader in de handen van Zijn Zoon gelegd.
Israël dienen
Maar er is nog iets in deze tekst, en dat is de oproep tot navolging van Christus. In het begin van de brief heeft Paulus uitgelegd dat discipelschap niet ‘eenvoudig’ bestaat uit het imiteren van het leven van Jezus. Dat is ook veel te moeilijk.
Het gaat erom dat ons geloof uit Zijn geloof is (1:17) en dat we leven door het geloof van Christus. We drinken als het ware uit Zijn volheid: geloof, toewijding, nederigheid, mildheid, liefde, bewogenheid, vreugde en wijsheid. En daar hoort de dienst aan Israël ook bij. Als Jezus een dienaar van de Joden is geweest om alle beloften aan de vaderen te bevestigen (vers 8), dan hoort ook dit bij de navolging.
Kortom: een echte discipel van Christus dient Israël.