“Mijn hele leven wordt gedreven door liefde voor mijn medemens. Haat brengt je nergens. Dat ik een overlevende ben, geeft mij een ‘verplichting’.” Ik ontmoette Bert Woudstra via een wederzijdse vriendin. Er was gelijk een klik. Er zitten vele levens, generaties en verhalen tussen ons. Maar als je Bert eenmaal ontmoet hebt, vergeet je hem nooit meer. Zijn tomeloze inzet om de wereld een beetje beter te maken, is ongekend.
Bert werd in 1932 geboren in een Joods gezin in Enschede. Zijn kinderjaren waren onbezorgd. Samen met zijn broer, die negen jaar ouder was, groeide hij op in een warm en liefdevol gezin.
“We hadden niet echt door wat er in de wereld aan de hand was. Ik speelde met mijn vriendjes en ging naar school. De eerste keer dat ik met de oorlog werd geconfronteerd was tijdens de Kristallnacht. In de nacht van 9 op 10 november 1938 vond een door de nazi’s georganiseerde pogrom plaats tegen het Joodse deel van de Duitse bevolking.
Ik kwam die dag thuis uit school en vond mijn moeder in tranen. Ik had haar nog nooit zien huilen. Ze vertelde dat de synagoge in haar geboortedorp Meudt, in het Westerwald in Duitsland, in brand gestoken was. En dat mijn oom Jacob, haar broer, was opgepakt en met duizenden andere Joodse mannen naar concentratiekamp Buchenwald was afgevoerd. Ik wist toen niet wat een concentratiekamp was, maar het klonk niet leuk.”
Ik wist toen niet wat een concentratiekamp was, maar het klonk niet leuk.
De oorlog begint
Bert is acht jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. “Mijn vader zei: ‘Opstaan, het is oorlog.’ Wij vlogen ons bed uit, kleedden ons aan, renden de straat op. Je hoorde vliegtuigen overkomen. Er was ook een militaire wagen met gewapende soldaten die door onze straat reed. Stoer, vond ik dat. Het was allemaal even spannend, ik had geen idee van wat er werkelijk speelde.”
Maar dat veranderde snel toen de Joden allerlei beperkingen kregen opgelegd. “Overal zag je borden staan met ‘voor Joden verboden’. Ik wist dat ik Joods was, maar dat had niet echt een betekenis voor me. Nu kreeg dat plotseling een enorme lading. Ik mocht niet meer met mijn niet-Joodse vriendjes naar het zwembad of de film. Ik was verplicht een gele ster te dragen. Het voelde alsof ik een slecht mens was.”
Onderduiken
Tijdens een eerste razzia in 1941 in Enschede worden 105 Joodse mannen opgepakt, onder wie de vader van Bert, zijn oom en een aantal neven. Ze worden op de trein naar Mauthausen in Oostenrijk gezet. “Niet lang daarna kregen we bericht dat ze niet meer leefden. Ik wilde het niet geloven en heb tot het einde van de oorlog gehoopt dat ik ze zou terugzien. Helaas, het heeft niet zo mogen zijn.”
Het is juni 1942 als de tienjarige Bert, samen met zijn moeder, de oproep krijgt zich te melden in werkkamp Westerbork. “Dat gaan we niet doen”, zei ze tegen mij. Bij een schoolvriend kon ik tijdelijk in het zomerhuis onderduiken. Al snel moest ik naar een nieuwe plek en zo verhuisde ik steeds, omdat het iedere keer te riskant werd, en de kans bestond verraden te worden. Ik heb in totaal op dertien verschillende onderduikadressen gezeten.”
Na de oorlog
Bert, zijn moeder en broer overleven de Holocaust. “Maar zesentwintig van onze naaste familieleden, onder wie mijn vader, waren vermoord. Ik kon het bijna niet verdragen. Ik wilde erover praten, maar voor mijn moeder was dat te moeilijk. Het lukte haar niet. Ze wilde alleen maar vooruitkijken.
Mijn vriendjes van vroeger ontweken mij. Ik voelde me als een melaatse en niet meer welkom in de maatschappij. Geholpen door de padvinderij vond ik langzaam mijn weg terug. Het samenzijn met andere jongeren van mijn leeftijd deed mij goed en gaf me weer gehechtheid, en het gevoel dat ik, als gewone Nederlandse jongen, erbij hoorde. Toen ik al wat ouder was, heeft therapie me ook geleerd een bredere kijk op het verleden te hebben.”
Mijn vriendjes van vroeger ontweken mij. Ik voelde me als een melaatse en niet meer welkom in de maatschappij.
Verhaal vertellen
Inmiddels is Bert tweeënnegentig en vertelt hij nog altijd zijn verhaal, onder andere op scholen in Nederland en Duitsland. “Ik had haatdragend kunnen worden door alles wat er is gebeurd. Mijn vader en zo veel anderen zijn enkel en alleen vermoord omdat ze Joden waren.
Mijn hele leven wordt gedreven door liefde voor mijn medemens. Haat brengt je nergens. Dat ik een overlevende ben, geeft mij een ‘verplichting’. Ik wil mijn verhaal doorvertellen, met daarbij de boodschap dat we met elkaar moeten werken aan een betere, vredige wereld waarin medemenselijkheid en democratie belangrijke pijlers zijn.
Regelmatig denk ik aan de vele onschuldigen in onze wereld die nu, ook op dit moment, afschuwelijk lijden door oorlog en overheersing. Het is voor mij niet te bevatten dat het Rusland dat ons in 1940–1945, samen met de geallieerden, hielp verlossen van de overheersing en moordpartijen van de nazi’s zich nu zo misdraagt.”
“De moordpartij in Israël door Hamas op 7 oktober 2023 heeft me ook diep geschokt. Mijn oorlogstrauma kwam weer boven. Het leven in veiligheid, zonder discriminatie, viel in duigen. De daaropvolgende reactie door Israël maakte me vervolgens nog verdrietiger. Het houdt me, als humanist, continu bezig.
Hoe kunnen we samen een derde wereldoorlog voorkomen? Hoe gaan we met elkaar om? Wat doen we zelf om andere denkwijzen en culturen in onze omgeving te leren kennen, begrijpen en respecteren? Hoe gaan we samen op weg naar een samenleving in vrede, waar MEDEMENSEN - met hoofdletters - werkelijk onze medemensen zijn?
We moeten de handen naar elkaar uitsteken, elkaar helpen en respecteren. Er wordt nu alleen gepraat over bewapening tegen overheersing. Men vergeet echter actief actie te ondernemen om tot vrede te komen.”
Op 4 mei 2024 had Bert de eer om, samen met kleindochter Willemijn Olland, een krans te leggen tijdens de dodenherdenking op de Dam in Amsterdam. Van generatie op generatie. Het leven gaat door. Opdat wij nooit vergeten.