Op 1 november 2005 riep Kofi Annan, toenmalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de bevrijdingsdatum van Auschwitz, 27 januari 1945, uit tot een dag van herdenking.
27 januari, The Holocaust Memorial Day.
Wereldwijd worden de slachtoffers herdacht van de Holocaust en van andere genocides. Auschwitz is uitgegroeid tot universeel symbool voor de massavernietiging van onschuldige burgers.
Karel Nihom
Een held
Herdenken
Opdat we nooit vergeten
Mijn opa, Karel Nihom (Winschoten, 6 oktober 1900 - 15 mei 1940) heb ik nooit gekend. Ik wist niet veel van hem, tot ik op mijn veertiende met twee tantes op de Blaricumse heide wandelde. Juf en Muf, zo werden die tantes genoemd. Juf kwam van juffrouw, Muf van mevrouw.
Eigenlijk waren het geen echte tantes, maar vriendinnen van mijn oma uit het verzet. ‘Je opa,’ zei Muf, ‘was een moedige man, zoiets doe je niet zomaar. Daar moet je lef voor hebben ...’ Ik had niet de moed haar te vragen wat ze bedoelde, het klonk eng en groots. Pas een jaar later durfde ik het mijn vader te vragen.
Een doorsnee Joodse familie
Zijn verhaal, ooit aan mij verteld door mijn vader:
‘Wij woonden aan de Spoorstraat 28 in Winterswijk, een doorsnee Nederlandse familie. Misschien toch niet helemaal; noem het een doorsnee Joodse familie, onderdeel van een levendige Joods-orthodoxe gemeenschap. Mijn grootouders hadden een koosjere bakkerij waar Karel, mijn vader, werkte.
Onze jeugd was net als die van andere kinderen van onze leeftijd. Buitenspelen, kwajongensstreken uithalen en naar school gaan.
Toch was er bij ons thuis altijd een wat gespannen sfeer. Niet dat dat invloed had op ons gezinsleven, maar het was er, en ik voelde het – zo jong als ik was. Misschien kwam het door de toen al sluimerende Duitse dreiging. Ook waren er allerlei ‘ongewone’ gebeurtenissen. Zo kwamen er regelmatig mensen bij ons op bezoek die ik niet kende; het waren vluchtelingen uit Duitsland.
Sinds de jaren ‘30 was er in Winterswijk een comité dat deze mensen de grens over hielp en waar nodig andere hulp bood. Vader en moeder waren hierbij beiden actief. Er gebeurden ook nare dingen. Een paar keer werden de ramen van ons huis ingegooid.
Opgepakt
Op 6 oktober 1939, op zijn verjaardag, werd vader door de Winterswijkse politie opgepakt en gevangen genomen. Een paar dagen later werd hij vrijgelaten onder voorwaarde dat hij Winterswijk en omstreken zou verlaten. Het werd hem zelfs verboden om ooit nog terug te keren. Een ongewoon zware veroordeling.
Echt vreemden in het land waren we niet, Nihoms wonen al in Nederland sinds 1680. Toch werd vader, terwijl het nog geen oorlog was, uitgewezen. Het bevel was door Gerbrandy (de toenmalige minister van Justitie) persoonlijk ondertekend.
Rond 1930 raakte vader betrokken bij spionageactiviteiten voor de Britse inlichtingendienst. Moeder kwam oorspronkelijk uit Schmallenberg in Duitsland. Ook twee van haar drie zussen waren met jongemannen uit Winterswijk getrouwd. De drie zwagers reisden in familieverband vele keren op en neer naar Schmallenberg. Dat was niets bijzonders en voor de grenspolitie geen aanleiding om argwaan te hebben. Ook omdat vader vloeiend Duits sprak.
Er was destijds in Nederland een spionagenetwerk actief dat moet hebben doorgehad wat zich afspeelde in die grensstrook. Waarschijnlijk werd vader daarom begin oktober 1939 gearresteerd en verhoord op het politiebureau in Winterswijk. Gek genoeg ontbreekt in de archieven het belangrijkste document: het proces-verbaal van zijn arrestatie.
Na zijn vrijlating
Na zijn vrijlating verhuisde hij naar Den Haag, “achter de waterlinie”, daar was het veilig. En ook daar behield hij uiteraard zijn informatiebronnen. Via hen moet hij op de hoogte zijn gebracht van de dreigende situatie, want in april 1940 liet hij moeder, mijn broer en mij met grote spoed overkomen uit Winterswijk naar het huis dat hij huurde in Scheveningen, aan de Maastrichtsestraat 102.
Op 10 mei 1940 brak in Nederland de oorlog uit. Vier dagen later was het land bezet. Die dag reed ik met vader op de Oude Scheveningseweg. Overal zagen we Nederlandse soldaten aan de kant van de weg zitten. Een ongewoon beeld. Vader stopte en vroeg een van de soldaten wat er aan de hand was. Nederland had de wapens neergelegd. Van dat bericht was vader duidelijk aangeslagen. Hij moet geweten hebben dat de Duitse inlichtingendiensten naar hem op zoek zouden gaan.
Zijn naam stond op een van de Fahndungslisten: lijsten met namen van “verdachte personen” die op het moment van de bezetting onmiddellijk gearresteerd dienden te worden. Ook waren er dagelijks radio-uitzendingen waarin namen van verdachte personen werden voorgelezen. Verdacht in de zin van “anti-Duits”. Vaders naam werd regelmatig genoemd.
Ten einde raad
Hij wist voldoende: “Nederland heeft gecapituleerd. Mijn leven en dat van mijn gezin is in gevaar.” Hij moet ten einde raad geweest zijn. Eenzaam ook. Zijn Engelse opdrachtgever kon hem op dat moment niet helpen en wat hij van de Nederlandse overheid mocht verwachten, was in oktober 1939 al duidelijk geworden tijdens zijn arrestatie in Winterswijk.
In stilte reden we terug naar huis. Die middag gebeurde er iets raars. Hoewel het een zomerse dag was, sloten mijn ouders de ramen en maakten de kolenhaard aan. Ze verbrandden dozen vol documenten die blijkbaar niet in Duitse handen mochten vallen. Het enige wat ik me van die dag verder nog herinner, is dat vader me ergens in de namiddag - net voordat hij het huis verliet - innig zoende en omhelsde.
39 jaar
In de nacht van 14 op 15 mei moet vader in de haven naar een boot gezocht hebben om ons, en hem, naar Engeland te brengen. Helaas lukte dat niet. En op 15 mei, hij moet in doodsangst geweest zijn, maakte hij een eind aan zijn leven. Hij was toen negenendertig.’
Bovenstaand verhaal heb ik ooit geschreven voor Joodse Huizen 2, verhalen over vooroorlogse bewoners. Ik heb het voor dit blog ingekort en wat aangepast. (ISBN 978 94 913 6364 1)