Nieuwjaarswens van opperrabbijn Jacobs
Door Opperrabbijn Binyomin Jacobs -
26 september 2022
Alvorens over te gaan tot de orde van de dag (Rosj Hasjana!) en u dus een sjana towa te wensen, moet me iets van het hart. Iets dat wellicht normaal lijkt, maar bij nader inzien dat niet is: onze vriendschap! Het is inmiddels normaal, maar als we terugblikken naar het verleden is het een wonder. Christenen die zich niet uitsluitend vrienden noemen, maar zich gedragen als vrienden. Weet dat die vriendschap wederzijds is! Ik ben trots en dankbaar door sommigen gezien te worden als “de opperrabbijn van Christenen voor Israël!”
Een goed en zoet jaar
Ingaande Rosj Hasjana, na het avondgebed, wensen we de ander dat hij of zij moge worden ingeschreven voor een goed jaar. Daarna, thuis, aan het begin van de feestelijke maaltijd, het zoete appeltje met honing, waarbij wij de bede uitspreken dat het komende jaar een zoet jaar moge zijn.
Waarom beginnen wij Rosj Hasjana met deze aardige, vriendelijke, maar weinig zeggende gewoonten? Was een luid en duidelijk geschal van de sjofar, die pas de volgende dag te horen zal zijn, geen beter begin geweest van de Jamiem Noraïm – de Ontzagwekkende Dagen?
Verklaard wordt dat G’d naar ons kijkt om te zien hoe wij de ander, de medemens, ieder medemens, een goed jaar toewensen. Afhankelijk van de oprechtheid van die wens aan de ander, zal het onszelf vergaan in het voor ons liggende nieuwe jaar. Dus nadat we de medemens een sjana towa met de juiste intentie hebben toegewenst, is de tijd rijp om het zoete appeltje met honing te eten en dan G’d te vragen voor een zoet jaar, ook voor onszelf en onze dierbaren.
Maar hoe komen wij op het niveau dat we niet alleen tegen de ander onze goede wensen uitspreken, maar dat we het inderdaad ook oprecht menen?
Berouw en goede daden
“Een luttele minuut in deze wereld met (1) tesjoewa (berouw) en (2) goede daden is meer waard dan het gehele leven na dit aardse bestaan”.
Waarom eerst tesjoewa (berouw), en pas daarna goede daden? Hoe is het mogelijk om met berouw te beginnen als we nog niet aan de slag zijn gegaan met daden, we hebben dan immers toch nog niets (verkeerd) gedaan!?
Tesjoewa zien we vaak en eigenlijk ten onrechte vertaald met “berouw”, maar letterlijk gaat tesjoewa veel en veel dieper. “Inkeer”, naar je eigen wezen en naar je innerlijke ziel terugkeren, dát is tesjoewa. Beseffen dat onze ziel eeuwig is, altijd blijft ook na dit aardse bestaan, en inzien dat het lichaam slechts een tijdelijk omhulsel is.
Sjalom
De Misjna, de Mondelinge Leer, eindigt met de woorden: “G’d heeft aan Zijn volk kracht gegeven, G’d heeft Zijn volk gezegend met sjalom.” Ook het begin van het eerste traktaat van de Mondelinge Leer spreekt over sjalom, vrede. Waarom begint en eindigt de Mondelinge Leer, de basis van het Joodse denken, met sjalom?
Sjalom is vrede, vrede tussen partijen die elkaar bestrijden. De Misjna behandelt wetten die duidelijk op de praktijk van het dagelijkse leven zijn gericht. Maar de Maker van de Misjna is G’d, het summum van spiritualiteit. Door het lernen van Misjna en van Bijbelstudie in het algemeen, bouwen wij een brug tussen G’d en de materiële wereld met al zijn vraagtekens. We maken vrede tussen geestelijk leven en de aardse realiteit.
De mens keert terug naar zichzelf, tesjoewa, hij beseft de relativiteit van het lichamelijke en is daardoor in staat om een balans te vinden tussen de vele dagelijkse tegenstrijdigheden en beproevingen waarmee hij als mens wordt geconfronteerd. Dit leidt tot innerlijke rust en waar nodig acceptatie, sjalom.
Daarom moet er eerst tesjoewa zijn om daarna in staat te zijn goede daden te verrichten. Want zonder het besef van de relativiteit van ons aardse bestaan zijn wij niet bij machte om echt goed te doen. Het zou zomaar kunnen zijn dat ik me inzet voor de medemens voor het dank-je-wel en mijn gebed meer sleur is dan intentie.
Maar ook hebben wij zonder tesjoewa alleen oog voor onszelf en zien wij niet in dat ook het verschil tussen de ander en onszelf relatief is: Heb u naaste lief gelijk u zelve.
Appel met honing
En daarom aan het begin van Rosj Hasjana eerst de wens aan de medemens, de ander: “moge u ingeschreven worden …voor een goed jaar.”
Pas als we het niveau hebben bereikt dat ons in staat stelt om vanuit de grond van ons hart de ander een goed jaar te wensen, dan is de tijd rijp voor het zoete appeltje met honing en de bede dat ook wijzelf ingeschreven mogen worden voor een sjana towa oemetoeka, een goed en zoet jaar.
Ik wens alle vrienden van Israël (en speciaal ook de velen die nog niet tot de vrienden behoren!) een sjana towa, een goed en zoet jaar, een jaar van sjalom, ook innerlijk!
Binyomin Jacobs, opperrabbijn
Erev Rosj Hasjana 5783