Rabbijn Evers: "Ik zeg dagelijks het dodengebed over de vernietiging van mijn volk"
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
28 februari 2023
Toen ik klein was, ging ik aan de hand van mijn ouders naar de koude en meestal vrij natte Februaristaking-herdenking op het latere Jonas Daniel Meijerplein in Amsterdam, tegenover de rijzige Portugese Synagoge. Ik ben opgegroeid in de jaren vlak na de grote vernietiging van het Nederlandse Jodendom. Minimaal 104.000 Joodse mensen lieten in de Holocaust op gruwelijke wijze het leven. Daar werd een unieke gebeurtenis in de geschiedenis van Europa op plechtige wijze herdacht.
“Het was de eerste en enige keer dat bijna de hele bevolking van een grote stad openlijk en massaal opstond om te protesteren tegen de beginnende Jodenvervolging”, aldus Natascha van Weezel. Instinctief voelde ik als klein kind aan, dat er iets heel ergs gebeurd was. Mijn ouders hadden alle discriminatie, isolatie, vervolging en moordpartijen meegemaakt. Maar zij spraken er nauwelijks over. Er werd veel gehuild, speciaal op de gedenkdagen. Maar nooit hoorde ik een slecht woord over de nazi’s.
Het kaddiesj
Ik zeg nog steeds minimaal zeven keer per dag tijdens de ochtend-, middag- en avondgebeden in de synagoge het zogenaamde ‘kaddiesjgebed’, dat meestal vertaald wordt als het ‘dodengebed’. Ik ben daar ongeveer dertig jaar geleden mee begonnen. Mensen die geen familie meer hadden, vroegen mij als rabbijn om voor hun overleden familieleden dit gebed uit te spreken. Op dit moment zeg ik onder andere kaddiesj voor een Russische man, Igor, die 30 jaar geleden naar Duitsland gevlucht was, vorig jaar naar Kiev in Oekraïne gereisd was om te helpen, maar daar aan een hartaanval is overleden. Zijn moeder van 83 vroeg mij om voor hem kaddiesj te zeggen, want er was niemand meer over van de familie.
De vergeten generatie
Waarom ben ik zo fanatiek geworden in het uitspreken van dit dodengebed? Ik zeg dit dodengebed eigenlijk – diep in mijn hart – voor al die mensen, die tijdens de Holocaust vermoord zijn en geen eigen graf gekregen hebben. Dat waren er minimaal 104.000. Ik realiseerde me dat er na de oorlog nauwelijks tijd en aandacht was voor al die mensen. Men was bezig de brokstukken van het leven bij elkaar te rapen om een nieuw bestaan op te bouwen. Hoop deed leven.
Vlak na de oorlog werd de staat Israël opgericht. Ik herinner me hoe trots mijn ouders waren toen ze voor de eerste keer een Israëlische soldaat zagen. Maar ik begon mij langzamerhand te realiseren dat die hele vorige generatie in de vergetelheid was geraakt. Toen bedacht ik mij dat dit de enige manier was om de herinnering aan hen levend te houden. Elke dag zeg ik in de synagoge zeven maal kaddiesj, het dodengebed. Maar wat is de emotionele inhoud van dit gebed?
Kaddiesj betekent letterlijk ‘heiliging’. Kaddiesj slaat de brug tussen het verleden, het alledaagse heden en de verheven toekomstbelofte. Wellicht is dit de reden dat kaddiesj het ‘gebed voor de doden’ bij uitstek is geworden, omdat in kaddiesj de dagelijkse opdracht van het Joodse volk als geheel en het vurige verlangen naar de verwerkelijking van de grote ‘toekomstbelofte van totale vrede’ in kernachtige bewoordingen naar voren komt.
In eenzame momenten worden velen gekweld door de vraag of het mogelijk is over de dood heen de overledenen te danken en helpen. Het Jodendom beantwoordt deze vraag positief: de dood stelt paal noch perk aan de mogelijkheid gevoelens van dankbaarheid en liefde tot uiting te brengen. Kinderen kunnen het levenswerk van hun ouders voortzetten en verder bouwen aan de toekomst. ‘s Mensen daad overwint ‘s mensen dood!
Het gebed van levenden en doden
Kaddiesj is een spirituele handdruk tussen de generaties. Kaddiesj verbindt de generaties. Welke grotere troost bestaat er voor nabestaanden dan de wetenschap, dat het streven en de idealen van de overledenen in het leven van de volgende generaties wordt voortgezet? Het uitspreken van kaddiesj betekent continuering, voortzetting van het levensideaal van de overledenen; het meest menselijke en hoogst individuele aspect van de overledenen, hun hogere roeping en diepste waarden worden zo gered uit de klauwen van een allesverterende dood.
Meestal spreekt men kaddiesj samen met andere rouwenden uit. Dit leidt (uiteindelijk) tot herstel van de band met de gemeenschap in een tijd waarin men zich doorgaans eenzaam en hulpeloos voelt. Gezamenlijk kaddiesj-zeggen leert de rouwende op zachte maar indringende wijze dat ook anderen zijn ervaringen en gevoelens delen.
G’d deelt in het verlies
Een grote Chassidische Rebbe leerde eens, dat de dood van ieder van G’ds schepselen een bres slaat in het leger van de verheven Koning. De Koning aller koningen, de Almachtige G’d is niet als een koning van vlees en bloed. Wanneer een aardse koning zijn legers het slagveld opstuurt, dan heeft hij slechts het globale en grote doel voor ogen. Hij kent zijn mannen niet persoonlijk. Zij zijn in hun uniformen nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Verliest hij een half regiment, dan voelt hij zich ellendig maar hij rouwt niet om menselijke wezens.
Bij de Koning aller koningen is dit anders. G’d zorgt voor ieder individu. Mensen zijn geen machines of nummers. Wanneer G’ds soldaten sterven, rouwt Hij als het ware om iedere man en vrouw. Wanneer een mens sterft, wordt Zijn Naam als het ware ‘verminderd’, wordt Zijn heiligheid als het ware aangetast. Er is een leegte ontstaan in Zijn Koninkrijk. G’d lijdt als het ware zoals een nabestaande lijdt onder zijn verlies.
Door het uitspreken van kaddiesj troosten wij de Almachtige als het ware: jitĝaddal “Uw Naam is ‘verminderd’; moge deze Naam verheven worden”, jitkaddasj “Uw Naam is iets van haar heiligheid ontnomen; moge Uw Naam geheiligd zijn”, “Uw Koninkrijk heeft een verlies geleden; moge Uw Rijk tot in eeuwigheid heersen”: wejamliech malchoetéh.
Deze verbluffende interpretatie van kaddiesj als poging van de mens om als het ware de G’ddelijke Aanwezigheid te vertroosten, schenkt de rouwende zelf weer troost. De wetenschap dat G’d voor ieder schepsel zorgt en dat Hij deelt in het verlies van elk van Zijn schepselen, die allen naar Zijn evenbeeld geschapen zijn, is een bron van warmte en troost.