Rabbijn Michelson: De Mozes van het Warschau getto
Door Yoel Schukkmann -
13 juli 2021
Het Joodse volk bevindt zich momenteel in de zogenaamde ‘negen dagen’, de laatste dagen van de meest trieste periode op onze kalender. Aanstaande zondag is het Tisja Be’Av, de Joodse treurdag waarop de verwoesting van de Eerste en Tweede Tempel herdacht wordt. In het kader van deze dagen wil ik een nogal droevig, maar ook inspirerend verhaal delen.
Sterven omwille van G-ds naam
Van alle middelen die er zijn om over de Sjoa (de Holocaust) spreken, wegen geen zo zwaar op het hart van de religieuze Jood als degenen die geen zin, geloof, of g-ddelijke inspiratie zien in de dood van de zes miljoen slachtoffers. Als religieuze Joden bewonderen wij hen die hun geloof onder de ergste omstandigheden hebben behouden. We beschouwen iemand die zijn leven riskeert omwille van G-ds naam, een moser nefesj, als iemand wiens concept van het leven, vlees en bloed van deze wereld te boven gaat.
Daarom kijken we nog steeds op naar de Middeleeuwse Joden – zowel de spirituele reuzen als de meest ‘simpele’ Joden die in plaats van een gedwongen bekering kozen voor ballingschap of de brandstapel. In hun dood vangen we een glimp op van het eeuwige leven. Ongeacht de aard van hun vorige leven, werd ieder van hen door hun keuze -op het moment van de waarheid- gebrandmerkt als een ‘kadosj’ - iemand die stierf terwijl hij G-ds Naam heiligde. Deze daad zal voor altijd een baken zijn van inspiratie voor de toekomstige generaties.
Maar hoe zit het met de Sjoa? Welke keuzes kregen deze slachtoffers? Welke verdienste hadden ze kunnen verdienen met hun dood? Misschien dat het volgende voorbeeld hier een antwoord op kan geven.
Mozes van het Warschau getto
In 1942 waren de Duitsers begonnen met het binnenvallen van het getto van Warschau en de deportaties naar de concentratiekampen. Tijdens de eerste inval omsingelden de nazi’s het gebouw waar rabbijn Tzvi Yechezkel Michelson woonde. Hij was een van de oudste en meest vooraanstaande rabbijnen van Warschau. Ze schreeuwden in hun megafoon dat iedereen onmiddellijk naar buiten moest komen. Iedereen, behalve rabbijn Michelson, verliet het gebouw meteen. Zijn redenering was dat degenen die binnen bleven uiteindelijk door de Duitsers zouden worden gevonden en doodgeschoten. Ze zouden dan hun lichamen op straat gooien. En het was dan mogelijk dat andere Joden deze lichamen daarna zouden vinden, ze op een kar zouden leggen, en hun vermoorde broeders en zusters met respect zouden begraven volgens de Joodse wet.
Aan de andere kant zouden degenen die zich aan de Duitsers overgaven naar een concentratiekamp worden afgevoerd om daar vervolgens -na erg veel geleden te hebben- te sterven. En om alles erger te maken, had rabbijn Michelson gehoord dat ze zouden worden gecremeerd in plaats van begraven. Daarom gaf hij de voorkeur aan de eerste optie.
Hij legde zijn tefilin (gebedsriemen) om, wikkelde zich in zijn talliet (gebedsmantel) en begon aan een studie uit de Talmoed. Uiteindelijk braken de Duitsers en een Joodse gettopolitieagent de deur open en stormden de kamer van de rabbijn binnen. Rabbijn Michelson wist dat zijn einde op deze wereld nu was gekomen. Maar plots stopten ze in hun sporen. De aanblik van de 80-jarige rabbijn, met zijn lange witte baard en bedekt met zijn witte gebedsmantel, was een indrukwekkend gezicht. De getto-politieagent hoorde een van de Duitsers tegen zichzelf fluisteren: "Het is Mozes zelf!" Om een onverklaarbare reden, draaiden de Duitsers zich om en verlieten ze de kamer, zonder de rabbijn maar aan te raken.
De keuze van rabbijn Michelson: begraven worden met respect, of sterven met zijn volk.
Terwijl rabbijn Michelson alleen achter bleef, kon hij het geschreeuw en gehuil van buiten horen. Vanuit zijn raam zag hij hoe Joden in de vrachtwagens werden geduwd; en nu begon hij te twijfelen. Hij wist dat de Duitsers hem uiteindelijk zouden vermoorden, maar hij zou alleen sterven. Was het juist om zichzelf af te scheiden van de grotere gemeenschap, om zelf een waardige begrafenis te kunnen krijgen?
Na even nagedacht te hebben, besloot de oudere rabbijn om zich bij zijn broeders aan te sluiten op weg naar Treblinka. Hij verliet nu snel de kamer, ging de trap af en liep de binnenplaats op. Hij voegde zich toe bij de anderen. Voor velen van hen zou dit hun laatste reis zijn. In deze korte tijd kon hij dienen als een bron van kracht voor zijn mede-Joden. Hij stierf in het kamp ergens in augustus 1943. Een respectvolle begrafenis heeft hij nooit gekregen, maar hij kreeg -en koos voor- de mogelijkheid om tot aan het einde toe onder zijn broeders en zusters te leven als een medelevende Jood. Als een vader die weigerde om zijn kinderen in de steek te laten.
Mogen we allemaal leren van deze ultieme daad van naastenliefde.