Onlangs deed ik mee met een projectkoor ten behoeve van Christenen voor Israël. Van al de liederen die we zongen in het licht van Goede Vrijdag en Pasen was er één lied die mij in het bijzonder aansprak, namelijk het lied ‘Achter de wolken’.
Misschien kent u het lied wel. Het is doordrongen van heimwee en verlangen naar het hemelse Jeruzalem, wat vooral in het refrein naar voren komt: “Jeruzalem, hoe droomt mijn hart mijn God daar eens ’t ontmoeten.”
Het verlangen naar Jeruzalem is ook op verschillende plekken in de Bijbel te lezen. In psalm 137 wordt er gehuild omdat het verlangen naar Jeruzalem, naar Sion zo sterk is. In Psalm 84 beschrijft de schrijver hoe zijn ziel bezwijkt van verlangen om naar de tempel in Jeruzalem te gaan.
En we weten dat Daniël altijd bad bij het open raam richting Jeruzalem. Dat verlangen naar Jeruzalem is altijd gebleven onder Joden in ballingschap en in de diaspora. Niet voor niets hebben ze altijd gezegd en nog steeds: “Volgend jaar in Jeruzalem.”
Het laatste Bijbelboek Openbaring spreekt ook over Jeruzalem, maar dan over het hemelse. Het eenentwintigste hoofdstuk beschrijft de heerlijkheid van de stad. Een stad zo schitterend, zo schoon en zo mooi dat het niet in woorden is uit te drukken. Het hemelse Jeruzalem zal een plek zijn waar de dood, de angst en het verdriet niet meer zullen zijn.
En daarom sprak het lied ‘Achter de wolken’ mij zo aan, juist in deze tijd. Een tijd waarin (het aardse) Jeruzalem zo onder vuur ligt. Een tijd waarin Jeruzalem (Israël) alleen staat en de boze machten zo hevig te keer gaan. Een tijd waarin het lijkt alsof God ver weg is.
Toch in deze donkere tijd is daar het licht van de hoop op een betere toekomst. De “vergrijsde wolken” of zelfs inktzwarte wolken van deze tijd kunnen het zicht belemmeren, maar zij kunnen nooit het verlangen naar die heerlijke stad uitwissen.
Want God Zélf heeft beloofd dat die stad zal verrijzen. Dwars door alle pijn, verdriet en angst heen is God bezig om een heerlijke toekomst te bewerkstelligen en dát geeft moed en hoop.