Afgelopen shabbat was het de shabbat van Soekot. Het is inmiddels alweer bijna het einde van deze feestweek; wat ook betekent dat met Simchat Thora de Hoge Feestdagen ten einde komen.
De klacht van Mozes
Net zoals op de shabbat in de week van Pesach, lezen wij ook op de shabbat van Soekot altijd over een bepaalde klacht van Mozes naar G-d toe (Ex. 33:12): “Mozes zei tegen Hasjem: "Kijk, U zei tegen mij: 'Breng dit volk op [naar het land Israël]!' Maar U hebt mij niet laten weten wie U met mij mee gaat sturen [als hulp].” De Thoracomentator Rasji (1040-1105) merkt hier op dat in Exodus 23 Mozes wel degelijk was verteld dat G-d hem een engel zou sturen om de Israëlieten te leiden. Waarom zei Mozes dan dat G-d hem helemaal geen hulp had gegeven? Rasji antwoordt dat Mozes niet blij was met de hulp van een engel. Een engel was namelijk niet goed genoeg. Mozes zei tegen G-d "Ik wil geen engel. U moet ons leiden. Als U mij niet zegt dat U ons persoonlijk zal leiden, zetten wij geen stap verder.”
Rabbijn Mordechai Yosef Leiner (1801-1854) legt uit dat deze verzen elke Joodse feestdag tot ons spreken. Pesach en Soekot komen altijd overeen met de wisseling van seizoenen; wat een verwijzing is naar de verandering van perioden in ons leven. De Hoge Feestdagen -de heiligste dagen van het jaar- geven ons de geestelijke kracht om die verandering te maken, en naar de volgende fase van onze groei te gaan.
Geen groei
Engelen worden binnen het Jodendom beschreven als ‘omdiem’ (Hebreeuws voor ‘staanden’). Ze zijn altijd gefixeerd op één plek. Aan de ene kant betekent dit dat een engel nooit achteruit kan gaan. Een engel kan geen fouten maken, of teleurstelling lijden. Maar aan de andere kant betekent het ook, dat een engel nooit meer kan worden dan wat hij al was vanaf dat hij geschapen is. Hij kan nooit groeien.
Op feestdagen zoals Soekot, wanneer wij in de Soeka letterlijk omringd worden door G-ds aanwezigheid, en net na de heilige dagen van Rosj haSjana en Jom Kippoer, voelen velen van ons heel goed. In deze tijd worden we zo ‘geestelijk opgeladen’ dat er zeker mensen zijn die bij zichzelf denken: "Wauw, ik zou willen dat ik dit niveau voor altijd kon vasthouden." En dit is juist waarom wij in deze periode over Mozes’ klacht lezen; omdat deze redenering een verkeerde kijk is.
De klacht van Mozes herinnert ons eraan om de ‘verleiding’ van de engel - van 'omdiem' (staanden) - af te wijzen. Net zoals Mozes zouden we tegen G-d moeten zeggen: "Ook al hebben we zoveel verkregen met behulp van Uw heilige feestdagen, we willen nog meer. Wanneer het gaat om dicht in Uw aanwezigheid te zijn, zijn wij nooit tevreden. We willen altijd dichtbij U zijn, zonder enige barrières."
“Eén [ding] vraag ik Hasjem: ik zoek, dat ik alle dagen van mijn leven in het huis van Hasjem mag zitten, om de vriendelijkheid van G-d te zien en om zijn Tempel elke ochtend te bezoeken.” Psalm 27:4