Het Hebreeuwse woord alija betekent letterlijk het komen van een lage plaats en 'omhoog gaan', maar sinds Israël haar deuren opende voor Joden uit de diaspora in 1950, wordt het gebruikt om immigratie naar Israël te beschrijven. In de oudheid verwees de term alija altijd naar de reis naar Jeruzalem om de Tempel te bezoeken, meestal tijdens een van de pelgrimsfeesten (Pesach, Sjavoe’ot of Soekot). Wanneer men het over alija had, had men het over het opgaan naar de heiligste plek ter aarde: de Heilige Tempel.
De eerste alija
In de jaren 1882-1903 begonnen georganiseerde groepen Joden naar het land Israël te emigreren met als doel gemeenschappen op te bouwen en het land te vestigen. De toestroom van deze immigranten staat officieel bekend als "de eerste alija" omdat dit de eerste grote golf van immigranten is die werden gemotiveerd door nationalisme.
Gedurende deze jaren emigreerden zo'n 25.000 Joden uit Rusland en Roemenië, en kwamen er 2500 uit Jemen. Maar de waarheid is dat dit historisch gezien helemaal niet de eerste alija was. Want het verlangen naar het land Israël had het Joodse volk nooit verlaten, en het was precies dit verlangen -om religieuze redenen- dat zoveel Joden van de vorige generaties inspireerde om de moeilijke reis naar het heilige land te maken.
Rabbi Jehoeda HaLevi’s alija
Rabbi Jehoeda Halevi (rond 1075-1141) was een Joods-Spaanse arts, en misschien een van de meest vooraanstaande Joodse filosofen en dichters uit de middeleeuwen. Hij leefde tijdens de kruistochten, wat hem zijn beroemde ‘Odes aan Zion’ deed schrijven. Dit is een reeks ontroerende klaagzangen die het lot van Zion (het Joodse volk) betreuren. Zelfs vandaag zeggen wij zijn klaagzangen nog steeds op Tisja beAw. Voordat hij zijn alija maakte schreef hij bijvoorbeeld: "Mijn hart is in het oosten, maar ik ben in het meest verre westen."
Het lijden van zijn volk vergrote in hem het verlangen om de niet-Joodse landen te verlaten en naar het heilige land te verhuizen. In het jaar 1141 was zijn droom eindelijk uitgekomen. Er wordt gezegd dat toen rabbi Jehoeda Halevi de verwoesting zag van zijn geliefde land, hij zo overweldigd werd door emotie dat hij zijn kleren scheurde in rouw, blootsvoets in richting van Jeruzalem liep en zijn Ode aan Zion zong. De heilige stad, dat in die tijd een kruisvaarders-koninkrijk was, rees al voor hem uit toen een Arabische ruiter over hem heen reed. En zo stierf rabbi Jehoeda: vertrapt op de geliefde grond van het land waar hij zo lang naar verlangde, haar lof zingend met zijn laatste adem.
Lees in deel 2 van dit artikel meer over de geschiedenis van de alija.